Richtlijn herstel en beheer (water)bodemkwaliteit

Chemische wasserij, saneringsvariant 4: natuurlijke afbraak

In deze figuur is variant 4 ‘natuurlijke afbraak’ weergegeven.

Deze variant richt zich primair op het afdoende tegengaan van de verspreiding van de verontreinigende stoffen, onder gebruikmaking van natuurlijke processen. In gevallen waar geen (naleverende) bron (meer) aanwezig is, of deze grotendeels is weggenomen, kan de variant ook ingezet worden als verwijderingsvariant (zie onder kopje aanvullende technieken). Gestreefd wordt naar het ontstaan van een stationaire en liefst krimpende pluim.

Daar de aanpak zich niet primair richt op de verwijdering van de verontreinigende stoffen zal in principe ‘eeuwigdurend’ gemonitord moeten worden. In gevallen waar bij aanwezigheid van een bron, bronverwijdering niet mogelijk is, moet ermee rekening worden gehouden dat voor grote verontreinigingspluimen de kosten hiervoor aanzienlijk kunnen zijn (factsheet Natuurlijke afbraak).

De variant kan toegepast worden als er van nature reeds volledige afbraak (tot etheen) optreedt. Dit zal vooral het geval zijn bij bodemtype 2 en 3. De verhouding tussen de afbraaksnelheid en de snelheid waarmee verontreinigende stoffen worden nageleverd, is bepalend voor het al dan niet ontstaan van een stationaire of eventueel krimpende pluim.

Aanvullende technieken

Bronaanpak (bronverwijdering of bronbeheersing)

Zonder bronverwijdering zou er als gevolg van nalevering sprake kunnen zijn van verdere verspreiding uit het verspreidingsgebied. Dit ondanks een mogelijk significante natuurlijke afbraak. Ingezet wordt daarom op het zo veel mogelijk verwijderen van de bron, indien deze aanwezig is, zodat voor de pluim volstaan kan worden met het monitoren van de natuurlijke afbraak.

Bronverwijdering

Voor bronverwijdering kan gebruik worden gemaakt van (een combinatie van) de technieken (en aanvullende technieken) die bij varianten 1 tot en met 3 voor de bronaanpak genoemd zijn:

  • ontgraven van de bron of hot spot verwijdering in de bovengrond;
  • smart pump and treat;
  • gestimuleerde afbraak;
  • verwarmen, bijvoorbeeld door elektroreclamatie of stoomstrippen.

Door persluchtinjectie met bodemluchtextractie of chemische oxidatie wordt de ondergrond geaëreerd, en daardoor de anaërobe afbraak geremd. Het toepassen van deze technieken ligt daarom bij bronverwijdering in combinatie met natuurlijke afbraak minder voor de hand.

Beheersing restverontreinigingen

Voor de beheersing van restverontreinigingen in de bron kan gebruik worden gemaakt van de technieken die bij de varianten 5 en 6 beschreven zijn:

  • bioscherm/ijzerscherm;
  • geohydrologische beheersing.

Wanneer is de variant realistisch?

Natuurlijke afbraak is realistisch wanneer:

  • er van nature reeds volledige afbraak (dechlorering) optreedt;
  • er geen onaanvaardbare risico’s (meer) zijn;
  • de tijd niet de beperkende factor is.

Natuurlijke afbraak is niet (direct) voor de hand liggend wanneer:

  • men een situatie wenst zonder zorg en monitoring in de beheerperiode;
  • op relatief eenvoudige wijze de verontreinigende stoffen kunnen worden verwijderd.